Een Zin in Feelgood-auteur bij De slimste mens

De afgelopen dagen schitterde Renée Kapitein in De slimste mens. Donderdagavond struikelde zij helaas net voor de grande finale. Renée Kapitein hield het tien afleveringen steady vol en was zelfs drie keer de slimste van de dag.

Het begin

In mijn blauwe boekje, dat ik normaal gebruik voor verhalen en aantekeningen, schrijf ik al weken lijstjes. Lijstjes met Oscarwinnaars (Frances McDormand won er drie). Lijstjes met ministers. Met steden waar de Olympische Spelen werden gehouden (nooit in New York). Met wereldwonderen (hebben de tuinen van Babylon wel echt bestaan?). Met oorlogen (tussen 1988 en 1989 was de Roemeense revolutie, 1975 de Kabeljauwoorlog). En namen van babydieren (een duiven-kuiken heet een doffer).

Ik schrik ’s nachts wakker met de vraag of ik wel genoeg van Nietzsche weet. En met de vraag hoe je Ceaușescu schrijft, me om vier uur niet realiseren dat mocht deze man voorbij komen, ik zijn naam alleen maar hoef uit te spreken. (Ik wil niets verklappen, maar beide mannen kwamen niet langs.)

Ik laat mijn nagels lakken, mijn haren knippen en leen de kledingkasten van vrienden leeg. Ik maak schoenen schoon en nog een paar schoenen schoon, koop sokken met tieten erop en doe voor het eerst in jaren een masker op.

Ik neem de trein naar Hilversum. Geen zin om te rijden, zeg ik, te zenuwachtig om te rijden, eigenlijk. Want ja, ik ben doodzenuwachtig. Zoals een medekandidaat zegt: “Mijn hoofd weet dat het maar een spelletje is, maar mijn lichaam weet dit niet.”

Ik probeer stil te zitten in de visagie (toch al niet mijn sterkste kant). Ik krijg nepwimpers, drie lagen make-up en nog meer krullen en ik herken mezelf bijna niet in de spiegel.

De opnameleider komt aanlopen en kijkt bezorgd naar het merkje op mijn jumpsuit. Gelukkig heeft er iemand een button, want in deze panterprint vallen mijn zenuwen ietsje minder op.

Ik moet zes keer plassen, ijsbeer door mijn lege kleedkamer en het halve snoepbuffet dat er voor ons klaar staat op.

Dan mag ik naar de studio en op de rechterstoel (voor de kijker links) gaan zitten. De lichten gaan aan, Philip Freriks leest een gedichtje voor, Maarten van Rossem geeft een brommend antwoord. En dan de eerste vraag. “Renée, je schreef het boek Café Morgen, waar gaat het over?” En even, heel even heb ik geen idee wat daarom het antwoord is.

Café Morgen

Naast finalist van De slimste mens is Renée Kapitein schrijver. Ze schreef de romans Waarom we huizen bouwen en Café Morgen. Een roman als een kroegavond, die door niemand minder dan Liesbeth Rasker besprak het boek in haar instakroeg Kroegpraat. Loes, de hoofdpersoon van Café Morgen, vertoont hier en daar wat overeenkomsten met Renée:

“Mijn grote lichaam gaf ruimte voor mijn grote zelf. Ruimte. Energie. Voor mijn onrust. De onrust die er altijd was. En die steeds meer ruimte kreeg om te dwalen. Maar hoewel ik mezelf die ruimte gunde, die ruimte was er niet. Niet op kantoor bijvoorbeeld. Waar ik moest stilzitten. Waar ik moest doorwerken. Stil zijn. Stilzitten. Stilzitten, Loes. STIL.” (p. 69)